• plichts·ge·voel
enkelvoud meervoud
naamwoord plichtsgevoel
verkleinwoord

het plichtsgevoelo [1]

  1. het zich beseffen wat men dient te doen
     De terugkeer van de Franse oud-president Sarkozy in de politiek is geen kwestie van vrije wil of machtswellust, maar van plichtsgevoel. "Ik wil niet dat mijn land alleen maar de keuze heeft tussen het vernederende schouwspel van dit moment of het vooruitzicht van een internationaal isolement als het Front National aan de macht komt. "[2]
     Van der Meer noemt de situatie in het ziekenhuis zeer zorgwekkend. De keuze om geen nieuwe coronapatiënten op te nemen "druist lijnrecht in tegen ons plichtsgevoel en tegen onze maatschappelijke functie", zegt hij. Maar hij ziet geen andere optie zonder dat het andere patiënten in het ziekenhuis raakt.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Sarkozy: terugkeer een plicht” (21-09-2014), NOS
  3.   Weblink bron “Verplicht of niet, ziekenhuis Dordrecht neemt geen nieuwe coronapatiënten op” (26-10-2020), NOS