• plicht·ple·ging
enkelvoud meervoud
naamwoord plichtpleging plichtplegingen
verkleinwoord

de plichtplegingv

  1. beleefdheid die niet echt uit respect voortkomt
    • Met zijn studio hoopt de Zuid-Afrikaan de plichtplegingen van Hollywood te omzeilen. Maar dat betekent niet dat hij geen Hollywood-films meer wil maken. Zo hoopt hij dat hij sommige kortfilms van Oats gaat kunnen uitwerken tot langspeelfilms. Zoals District 9 destijds. Momenteel werkt Blomkamp ook aan een verfilming van het sciencefictionboek The Gone World. [2] 
    • Het protest in mei was georganiseerd vanwege het bezoek van Erdogan aan Amerika. Die stelde na de eerste vriendelijke plichtplegingen bij het staatsbezoek ook direct de meningsverschillen tussen de beide landen aan de orde. Op beelden van het incident is te zien hoe de beveiligers van Erdogan op een groep demonstranten - die leuzen tegen de president scanderen - afrennen en die aanvallen. Erdogan stapt tijdens de knokpartij uit zijn auto en kijkt toe. [3] 
  2. (verouderd) handeling die men behoort te verrichten
    • Hoe 't ook zy, 't geschied niet dan na krachtige proefneemingen dat men hen inlyft, en dit met zodanig een omstandigheit die men als een soort van inleiding aanmerken kan, nademaal deeze die 'er zich niet aan onderwerpen, met verachting gehandelt worden, en zelfs met een afkeer die na verfoeielykheit gelykt. Deeze plichtpleging bestaat in vier Tanden voor uit den Mondt te breeken, twee uit het opper- en twee uit het onderste Kakebeen; daarenboven doorboort men de Neus en de Ooren van deeze die in alle de voorrechten van Chilombo treeden moet. [4]