• be·leefd·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord beleefdheid beleefdheden
verkleinwoord (beleefdheidje) (beleefdheidjes)

de beleefdheidv

  1. een sociale vaardigheid, die de omgang in de maatschappij vergemakkelijkt
    • De beleefdheid van de Britse passagiers op de Titanic heeft hen het leven gekost. 
     Jeroen en Chantal grinnikten uit beleefdheid mee.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]