placeren
Nederlands
Zuid-Nederlands Brabants/Oost-Vlaams dialect.
Uitspraak
Woordafbreking
- pla·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
placeren |
placeerde |
geplaceerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
placeren [2]
- (Iets of iemand) plaatsen
- Bieten op een zetten, bieten uitdunnen[3]
- Een woordeke placeren: een toespraak houden
Hyponiemen
Verwante begrippen
- [1] placeerbureau
Gangbaarheid
- Het woord placeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "placeren" herkend door:
77 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek van de Brabantse dialecten I-8, Part 1
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be