pijpkraag
- pijp·kraag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pijpkraag | pijpkragen |
verkleinwoord | - | - |
de pijpkraag m
- (kleding) schijf bestaand uit sterk golvende stof rondom de hals, als versiering van bovenkleding
- ▸ Lipsius, gekleed in zijn toga en met pijpkraag, neemt een centrale plaats in.[3]
- (techniek) schijf rondom een buis op een plaats waar die door een oppervlak gaat, als afdichting, versteviging of versiering
- ▸ Massiefhouten pijpkragen verbergen de tussenruimte rond pijpen.[4]
- [1] lubbenkraag
- [1] molenkraag
- [1] molensteenkraag
- [1] plooikraag
- Het woord 'pijpkraag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jeanine de LandtsheerVoor Vorst en Vaderland: Justus Lipsius op zijn sterfbed in: De Gulden Passer., jrg. 81 (2003), Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen, p. 185 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Houten pijpkragen” op tarkett.nl