• mo·len·kraag
  • (verkorting) van  molensteenkraag zn , omdat de vorm van de kraag aan een molensteen doet denken; in de betekenis "plooikraag" aangetroffen vanaf 1926 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord molenkraag molenkragen
verkleinwoord

de molenkraagm

  1. (kleding) schijf bestaand uit sterk golvende stof rondom de hals, als versiering van bovenkleding
     Op het paneel zien wij de zeer onderdanige overste (blootshoofds, met molenkraag) het kostbare sieraad overhandigen aan de gezant, die niet zijn vriendelijkste gezicht zet.[2]
  1.   Weblink bron
    Nispen tot Sevenaer, E.O.M. van e.a.
    “De monumenten in de gemeente Maastricht, deel 1” (1926), Algemeene Landsdrukkerij, 's-Gravenhage, p. 372
  2.   Weblink bron Een boze gezant en plunderende staatse troepen : Schilderij van Quast vormt aanwinst voor Muiderslot in: Algemeen Handelsblad  , jrg. 133 nr. 43163 (2 februari 1960), P. den Hengst en Zoon, Amsterdam, p. 6 kol. 6