peul
- peul
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peul | peulen |
verkleinwoord | peultje | peultjes |
- (groente) het langwerpig omhulsel rond erwten, bonen of kapucijners
- We hebben lekker peentjes en peultjes met nieuwe aardappels en gewelde boter gegeten.
- lust u nog peultjes?
- Heb je nog iets te zeggen of te vragen? Was er nog iets?
- Het woord peul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peul" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "peul" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ peul op website: Etymologiebank.nl
- ↑ peul op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peul | peule |
peul
- (plantkunde) peul
- een soort onderkussen over de breedte van het bed
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
peul |
gepeul |
volledig |
peul