Negen erwten in een peul
  • peul
  • In de betekenis van ‘bolster’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord peul peulen
verkleinwoord peultje peultjes

de peulv / m

  1. (groente) het langwerpig omhulsel rond erwten, bonen of kapucijners
    • We hebben lekker peentjes en peultjes met nieuwe aardappels en gewelde boter gegeten. 
  • lust u nog peultjes?
    • Heb je nog iets te zeggen of te vragen? Was er nog iets?
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
naamwoord peul peule

peul

  1. (plantkunde) peul
  2. een soort onderkussen over de breedte van het bed
stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
peul
gepeul
volledig

peul

  1. puilen