perpendiculair
- per·pen·di·cu·lair
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘loodrecht’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
- afgeleid van het Franse perpendiculaire met het achtervoegsel -air [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | perpendiculair | perpendiculairen |
verkleinwoord | - | - |
perpendiculair [3]
- loodrecht, rechtstandig
1.
- Het woord perpendiculair staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "perpendiculair" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "perpendiculair" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ perpendiculair op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be