parka
- par·ka
- via Engels parka, Russisch па́рка (párka) en Aleoetisch parkaale van Toendra-Nenets парка (parka), in de betekenis van ‘pooljak’ aangetroffen in 1959 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parka | parka's |
verkleinwoord |
de parka m
- (kleding) lang warm jack met een met bont gevoerde capuchon, oorspronkelijk een kledingstuk van de Inuïts
- Een parka van de Britse ontwerpster Margaret Howell. Elk jaar ga ik tussen kerst en nieuw naar Stockholm, afgelopen december vond ik er deze geweldige winterjas in de solden. Ik shop weinig. Het ontbreekt me aan geduld en goesting. In het buitenland doe ik dat iets vaker. [3]
- Ten tijde van zijn vermissing droeg N. een donkerblauwe, heuplange parka, donkerblauwe sneakers en een zwarte 'biker-skinny' broek. Hij is 173 centimeter lang, heeft bruin haar en groene ogen. [4]
1. lang warm jack met een met bont gevoerde capuchon oorspronkelijk kledingstuk van de Inuits
- Het woord parka staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parka" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ parka op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "parka" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ de Standaard 20/september/2017 door Kim De Craene
- ↑ Tubantia 12 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be