parasol
- pa·ra·sol
- via Frans parasol van Italiaans parasole, in de betekenis van ‘zonnescherm’ voor het eerst aangetroffen in 1651 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parasol | parasols |
verkleinwoord | parasolletje | parasolletjes |
de parasol m
1.
- Het woord parasol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parasol" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ parasol op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "parasol" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pa·ra·sol
parasol