• pa·měť

paměť v

  1. geheugen; het deel van de hersenen waarin herinneringen worden opgeslagen
    «Moje přítelkyně má krátkou paměť; nikdy si nemůže vzpomenout, co dělala předešlý víkend.»
    Mijn vriendin heeft een kort geheugen; ze kan zich nooit herinneren wat ze afgelopen weekend aan gedaan heeft.
  2. aandenken
    «Pomník byl postaven na věčnou paměť tohoto významného hudebního skladatele.»
    Het monument was gebouwd als eeuwig aandenken van de belangrijke componist.
  3. (informatica) geheugen; snel toegankelijke plaats om data op te slaan waarin programma's worden opgeslagen die uitgevoerd worden
    «Od poslední změny operačního systému pracuje počítač velmi pomalu. Bude potřeba rozšířit jeho operační paměť
    Sinds de laatste update van het besturingssysteem is de computer erg langzaam. Het is nodig zijn werkgeheugen uit te breiden.
  1. památka v