• pal·li·a·tief
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verzachtend middel’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van palliatie met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord palliatief palliatieven
verkleinwoord - -

het palliatiefo

  1. (medisch) pijnstiller
  2. lapmiddel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen palliatief palliatiever palliatiefst
verbogen palliatieve palliatievere palliatiefste
partitief palliatiefs palliatievers -

palliatief

  1. (medisch) de pijn verzachtend
80 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]