Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • paas·bloem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paasbloem paasbloemen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

paasbloem v/m [2]

  1. volksnaam voor een bloem die rond de Pasen bloeit
    • De paasbloemen kosten zo'n 75.000 euro, vertelt de voorzitter. Sichting iBulb heeft zo'n 2 miljoen euro per jaar te besteden.[3] 
    • Het slotbedrijf leverde een iconisch beeld op: het bloemenmeisje Mimi sterft in een zee van paasbloemen. [4] 
    • Neem Paasbloem van Ienne Biemans in Komrij’s verzamelbundel. ‘Ik kijk naar de bloem/ van de gele narcis/ met zijn retteketet knettergele trompet.’ Dat is geen verrassende beschrijving, hooguit een aardig spel met het beeld en geluid van de trompet.[5] 
  2. kleurrijk jurkje dat meisjes met Pasen dragen
  3. meisje dat een paasbloem draagt
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen