• over·heer·ser
enkelvoud meervoud
naamwoord overheerser overheersers
verkleinwoord

de overheerserm

  1. iemand die op basis van militaire kracht de baas is over een land of bevolking, met name als het gaat over een ander land of ander volk dan waar de overheerser vandaan komt
    • Tijdens de Tweede-Wereldoorlog ging de Nederlandse bevolking gebukt onder de Duitse overheersers.  
    • De ambassadeur heeft ook al zo’n vermoeden wie die geest zou kunnen zijn: Patrick Henry Pearse, een van de leiders van de roemruchte Paasopstand uit 1916, toen enkele Ierse opstandelingen de republiek uitriepen. Hoewel de Britse overheerser korte metten maakte met de rebellen, neemt die gebeurtenis - waarbij honderden doden vielen - nog altijd een belangrijke rol in de geschiedenis van Ierland in. [2] 
    • Six Flags Over Texas was het eerste pretpark dat de naam Six Flags kreeg. Het park werd vernoemd naar de zes vlaggen van de overheersers van de afgelopen eeuwen in de staat: Spanje, Mexico, Frankrijk, de Texaanse Republiek, Verenigde Staten en de Confederatie. De afgelopen weken worden in de Verenigde Staten in hoog tempo symbolen weggehaald die naar die Confederatie verwijzen: voornamelijk standbeelden. [3] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 28 AUGUSTUS 2017
  3. Tubantia Ilse van Heusden 21-08-2017