overeenkomstig
- over·een·kom·stig
- In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1793 [1]
- afgeleid van overeenkomst met het achtervoegsel -ig [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | overeenkomstig | overeenkomstiger | overeenkomstigst |
verbogen | overeenkomstige | overeenkomstigere | overeenkomstigste |
partitief | overeenkomstigs | overeenkomstigers | - |
overeenkomstig [3]
- gelijkenis vertonend
- ▸ Het kwam niet doordat hij een politieman was met rangonderscheidingstekens die een hoofdcommissaris of iets overeenkomstigs toekwamen.[4]
overeenkomstig
- gelijk zijn aan
- Overeenkomstig onze afspraak van maandag, sturen wij u hierbij de factuur.
- Het woord overeenkomstig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "overeenkomstig" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ overeenkomstig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691