ouverture
- ou·ver·tu·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inleidend orkeststuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1790 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ouverture | ouverturen ouvertures |
verkleinwoord | - | - |
de ouverture v
- (muziek) een meestal instrumentaal muziekstuk dat als opening fungeert van een opera of operette
- Deze ouverture is overbekend, terwijl de rest van het werk zelden gespeeld wordt.
1. een meestal instrumentaal muziekstuk dat als opening fungeert van een opera of operette
- Het woord ouverture staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ouverture" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ouverture" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be