• ou·ver·tu·re
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inleidend orkeststuk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1790 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ouverture ouverturen
ouvertures
verkleinwoord - -

de ouverturev

  1. (muziek) een meestal instrumentaal muziekstuk dat als opening fungeert van een opera of operette
    • Deze ouverture is overbekend, terwijl de rest van het werk zelden gespeeld wordt. 
88 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]