opteren
- [A] Geluid: optéren (hulp, bestand)
- IPA: / ɔpˈterə(n) / (3 lettergrepen)
- [B] Geluid: ópteren (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔpterə(n) / (3 lettergrepen)
- op·te·ren
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kiezen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- [A] optéren: van het Franse opter (met het achtervoegsel -eren) [2]
- [B] ópteren: samenstelling van op bw en teren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opteren |
opteerde |
geopteerd optéren |
zwak -d | volledig |
[A] optéren
- een keuze doen [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opteren |
teerde op |
opgeteerd |
zwak -d | volledig |
[B] ópteren
- overgankelijk verteren, geheel opmaken, zodat er niets meer overblijft [4]
- overgankelijk door teren opknappen [5]
- Het woord opteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opteren" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ "opteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ opteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be