opstoppen
- op·stop·pen
- samenstelling van op en stoppen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
opstoppen |
stopte op |
opgestopt |
zwak -t | volledig |
opstoppen [1]
- belemmeren, een congestie veroorzaken, obstructie voeren, verstoppen
1.
- Het woord opstoppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opstoppen" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be