• con·ges·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ophoping van bloed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1624 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord congestie congesties
verkleinwoord

de congestiev

  1. (medisch) ophoping van vloeistof bijv. bloed
  2. (formeel) opstopping, opeenhoping
84 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]