• on·wel·ge·val·lig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onwelgevallig onwelgevalliger onwelgevalligst
verbogen onwelgevallige onwelgevalligere onwelgevalligste
partitief onwelgevalligs onwelgevalligers -

onwelgevallig

  1. van iets dat het niet prettig is voor iemand en dat die persoon het er dan ook helemaal niet mee eens is
    • De politicus geeft geen interviews aan hem onwelgevallige journalisten. 
    • Het Openbaar Ministerie wil dat websites van onwelgevallige ngo’s zonder tussenkomst van de rechter kunnen worden geblokkeerd. ‘Het doel van ons vijandige gezinde organisaties’, zei procureur-generaal Joeri Tsjaika tijdens een hoorzitting in het Russische hogerhuis, ‘is een wisseling van de macht in Rusland, onder meer via het beproefde scenario van kleurenrevoluties, en door de vorming van een loyale en geheel door het Westen gecontroleerde politieke elite.’ [1] 
    • Van Krieken pleit voor het instellen van een denktank die oplossingen moet aandragen voor deze landen. ,,We moeten vooral met argumenten proberen te overtuigen. Dat de wetenschap echte wetenschap moet kunnen zijn, ook als de uitkomst onwelgevallig is." [2] 


  1. de Standaard ZATERDAG 8 JULI 2017
  2. Tubantia Frank Hermans 04-september-2017