• on·vrou·we·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onvrouwelijk onvrouwelijker onvrouwelijkst
verbogen onvrouwelijke onvrouwelijkere onvrouwelijkste
partitief onvrouwelijks onvrouwelijkers -

onvrouwelijk

  1. van iets dat het niet overeenkomt met het klassieke beeld wat sommige mensen over vrouwen hebben of hadden
     `Vrouwen kunnen geen rechter worden.' Mevrouw Brandsma keek alsof ze een zuurtje stukbeet. 'Ik vind het zo onvrouwelijk, dat gelamenteer over rechten.'[1]
     De autoriteiten zijn ook qua beeldvorming een offensief gestart tegen de Wit-Russische vrouwelijke demonstranten. Een woordvoerder van het ministerie van Binnenlandse Zaken noemde het vrouwenprotest "gênant om te zien". "Die agressie, dat geschreeuw, dat gekrijs, het is onvrouwelijk gedrag."[2]
  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2.   Weblink bron
    Chiem Balduk
    “Vrouwen in Wit-Rusland niet meer onderschat, bewijst nieuwe strategie” (17-09-2020), NOS