ontzet
- ont·zet
- vervoeging van ontzetten: de stam zonder -t omdat de stam al op -t eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel [1]
vervoeging van |
---|
ontzetten |
ontzet
vervoeging van: | ontzetten… |
verbogen vorm: | ontzette |
ontzet
- voltooid deelwoord van ontzetten
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontzet | - |
verkleinwoord | - | - |
het ontzet o
- verjaging van belegerende troepen door een strijdmacht die de belegerden te hulp komt
- We werden gevraagd om het Leids ontzet te vieren.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ontzet | ontzetter | ontzetst |
verbogen | ontzette | ontzettere | ontzetste |
partitief | ontzets | ontzetters | - |
ontzet
- heel erg van streek zijn na te zijn geschrokken
- De ontzette dochter kwam bij haar moeder uithuilen.
- uit het verband gerukt zijn
- [1] onthutst
- Het woord ontzet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontzet" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ ontzet op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be