Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·wa·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontwaren
ontwaarde
ontwaard
zwak -d volledig

Werkwoord

ontwaren

  1. overgankelijk een moeilijk waarneembaar object beginnen waar te nemen
    • Tot zijn schrik ontwaarde hij een tijger in het hoge gras. 
Vertalingen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen