découvrir
- Ontwikkeld uit het Oudfrans descovrir “onthullen” (uit het Volkslatin discooperire), aangetroffen vanaf de 12e eeuw. [1]
- Afgeleid van couvrir “hullen”, “bedekken” met het voorvoegsel dé-.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
découvrir |
découvrais |
découvert |
derde groep | volledig |
overgankelijk découvrir
- ontbloten, van een (hoofd)deksel, bedekking, e.d. ontdoen
- (militair) geen dekking geven, blootgeven
- (figuurlijk) prijsgeven, onthullen
- herkennen
- (iets onbekends, verborgen) ontdekken, achterkomen
- ↑ Weblink bron découvrir in: Dictionnaire de l’Académie française, 9e édition op dictionnaire-academie.fr