ontvangstzaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·vangst·zaal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ontvangst zn en zaal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontvangstzaal | ontvangstzalen |
verkleinwoord | ontvangstzaaltje | ontvangstzaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- ruime kamer waar men gasten welkom heet
- ▸ Graaf Turenne bracht hem naar de grote ontvangstzaal, waar een menigte generaals, kamerheren en Poolse magnaten (Balasjov had velen van hen gezien aan het hof van de Russische tsaar) wachtten.[1]
- ▸ De brandweer werd erbij gehaald om het water weg te pompen uit de ontvangstzaal. Het museum kon gedurende de problemen gewoon open blijven.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord ontvangstzaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Wateroverlast Watersnoodmuseum door flinke regenval” (30-07-2015), NOS