ontvangstruimte
- ont·vangst·ruim·te
- samenstelling van ontvangst zn en ruimte zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontvangstruimte | ontvangstruimten ontvangstruimtes |
verkleinwoord |
de ontvangstruimte v
- ruimte in een gebouw waar men gasten welkom heet
- ▸ De twee kamerdienaren kleedden zijne majesteit snel aan, en hij begaf zich in het blauwe uniform van de garde met ferme, snelle pas naar de ontvangstruimte.[1]
- ▸ De bouw van een nieuwe ontvangstruimte onder de grond bij de Nieuwe Kerk in Delft mag doorgaan. De Raad van State stelt dat de vergunning voor de ingrijpende verbouwing terecht is verleend.[2]
1. ruimte in een gebouw waar men gasten welkom heet
- Het woord ontvangstruimte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
- ↑ Weblink bron “Groen licht voor ontvangstruimte onder Nieuwe Kerk in Delft” (12-04-2017), NOS