ontuig
- on·tuig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontuig | |
verkleinwoord |
het ontuig o
- [1] schorremorrie, tuig, gepeupel, janhagel, schuim, heffe, uitvaagsel
- Het woord 'ontuig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontuig" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ ontuig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be