ontduiken
- ont·dui·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontduiken |
ontdook |
ontdoken |
klasse 2 | volledig |
ontduiken
- door zich te bukken, aan iets ontkomen
- Hij wist den aansnorrenden pijl te ontduiken.
- door onder iets te schuilen zich tegen zonnestralen vrij te waren
- aan gevaren of onaangenaamheden weten te ontkomen
- Om de dagelijkse file op de A44 te ontduiken kunnen automobilisten bij het transferium hun auto parkeren en verder gaan met de bus over een nagenoeg vrije busbaan.
- zich aan een verplichting weten te onttrekken
- Vrouwen mochten aan de oude Griekse wedstrijden niet deelnemen. Toch probeerde men dit verbod wel eens te ontduiken, zoals blijkt uit het verhaal van een vrouw, die vermomd als trainer naar het boksen van haar zoon ging kijken.
- (om een onderwerp) ontsnappen
- Den dood toch kan niemand ontduiken; want wij moeten allen, vroeger of later.
- [1]: ontgaan
- [1]: ontkomen
- [1]: ontsnappen, ontvluchten
- [1]: ontwijken
- [2]: beschermen
- [5]: ontlopen
- [3]: omzeilen
- [5]: vermijden
- ontduiker, ontduiking
- [4]: de belasting ontduiken
door middel van oneerlijke opgaven zich niet of voor eene te geringe som laten aanslaan
1. door zich te bukken, aan iets ontkomen
2. door onder iets te schuilen zich tegen zonnestralen vrij te waren
3. aan gevaren of onaangenaamheden weten te ontkomen
5. (om een onderwerp) ontsnappen
de belasting ontduiken
- Het woord ontduiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontduiken" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be