onophoudelijk
- on·op·hou·de·lijk
- Naamwoord van handeling van ophouden met het voorvoegsel on- en met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onophoudelijk | onophoudelijker | onophoudelijkst |
verbogen | onophoudelijke | onophoudelijkere | onophoudelijkste |
partitief | onophoudelijks | onophoudelijkers | - |
onophoudelijk
- zonder stoppen
- Haar onophoudelijke zeuren bracht iedereen tot wanhoop.
- ▸ Overal waar je keek zag je leven in de woestijn. Duikende vogels, mieren, hagedissen en het onophoudelijke gezang van de krekels.[1]
- ▸ De meisjes werden gek, schreeuwden onophoudelijk en gooiden kleren op het podium. Zelfs onderbroeken, werd er beweerd.[2]
1.
onophoudelijk
- zonder te stoppen, als maar doorgaand
- Het bleef, naar ons gevoel, de hele zomer onophoudelijk door regenen.
1.
- Het woord onophoudelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onophoudelijk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be