• on·ge·vormd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ongevormd ongevormder ongevormdst
verbogen ongevormde ongevormdere ongevormdste
partitief ongevormds ongevormders -

ongevormd [1]

  1. nog niet volgroeid, nog niet het uiteindelijke uiterlijk hebbend
    • Therese is jong, puur, nog ongevormd. Haar ontmoeting met Carol –aanzienlijk ouder, getrouwd, moeder van een dochtertje– komt binnen als een mokerslag. Al heeft ze dan een vriend, de gevoelens die deze gedistingeerde dame in haar losmaakt, kent Therese (Rooney Mara) niet. Als Carol (Cate Blanchett) geen vrouw was geweest, zou zij het ‘liefde’ hebben genoemd. [2] 
    • Binnen de christelijke ethiek wordt wat het mensbeeld betreft teruggegrepen op Psalm 139: „Ik loof U omdat ik ontzagwekkend wonderlijk gemaakt ben (...) Uw ogen hebben mijn ongevormd begin gezien.” [3] 
  2. onervaren, onvolwassen, onvolgroeid
95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf MARCO WEIJERS 17 dec. 2015 Filmrecensie: Carol
  3. Reformatorisch Dagblad Arthur Alderliesten 14-08-2017 Minder abortussen kan speerpunt nieuwe kabinet worden
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be