• ge·vormd
vervoeging van: vormen…
verbogen vorm: gevormde

gevormd

  1. voltooid deelwoord van vormen
  2. vormt de voltooide tijden
    • Die tijd heeft mijn wereldbeeld gevormd. 
  3. vormt de lijdende vorm
    • Het bestuur wordt gevormd door vrijwilligers. 
  4. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
    • Wacht tot een schuim laagje is gevormd. 
    • Ik ben gevormd door alles wat ik heb meegemaakt. 
     De jongen was goed getraind als een atleet, met golven in het iets te lange roodblonde haar en een mond die net zo gevormd was als die van zijn moeder.[1]
  5. attributief gebruikt:
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen gevormd gevormder gevormdst
verbogen gevormde gevormdere gevormdste
partitief gevormds gevormders -

gevormd [2]

  1. door vorming (ook van karakter, geest, smaak etc.) ontstaan
    • Te koop is deze bijzonder fraai gevormde gekleurde glazen vaas. 
    • Een beeldschone jonge vrouw, elegante verschijning, gitzwarte haren en koolzwarte amandelvormige ogen, een slank figuur en mooi gevormde handen, een olijfkleurige huid. [3]
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628142
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Jan Cremer, De wilde horizon, 2003
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be