[1] een stapeltje ongebonden boeken
  • on·ge·bon·den
stellend
onverbogen ongebonden
verbogen
partitief ongebondens

ongebonden [1]

  1. van boeken niet ingebonden maar geplakt
    • Ongebonden boeken zijn veel goedkoper dan gebonden exemplaren maar gaan ook veel minder lang mee. 
  2. een makkelijke, losse manier van doen en stijl
    • „Ik wil weten wat ik moet doen als ik word gearresteerd”, zegt Angel Martinez (42). Hij was twintig toen hij in 1995 de Mexicaanse grens overstak, op zoek naar een beter leven in de VS. Het is zijn tweede workshop, zijn zoon van veertien is dit keer met hem meegekomen. „Bang ben ik niet echt, dit is puur om voorbereid te zijn, mocht het ooit gebeuren.” En als het ooit zo ver is, meent de bouwvakker, kun je er niks meer aan doen. „Mijn kinderen van zeventien en veertien zijn hier geboren, zij zijn Amerikaans, niet Mexicaans. Maar als het moet, dan nemen we ze mee en bouwen we daar weer een leven op.” Martinez heeft geluk, hij kán terug. Zijn avontuur in Amerika begon als precies dat: een avontuur. „Ik was jong en ongebonden. Iemand bood me hier een baan aan en ik dacht: waarom niet?” [2] 
  3. zonder verplichtingen
    • Niet gekozen, maar gelote inwoners gaan in Rotterdam een deel van de volksvertegenwoordiging vormen. Twee van de veertien gebiedscommissies worden vervangen door meerdere wijkraden, met daarin burgers. Willekeurig geloot, uit álle wijkbewoners. In twee andere gebiedscommissies komen naast ‘gewoon’ gekozen leden - vaak lid van een politieke partij - ook ongebonden leden. Wie ingeloot wordt, mag overigens weigeren.[3] 
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Anke Meijer 20 februari 2017
  3. NRC Elsje Jorritsma 23 februari 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be