bandeloos
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ban·de·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bandeloos | bandelozer | bandeloost |
verbogen | bandeloze | bandelozere | bandelooste |
partitief | bandeloos | bandelozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
bandeloos
- zonder zich bekommeren om enige normen of regels
- Zijn bandeloos leven voerde hem naar de ondergang.
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bandeloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bandeloos" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be