ondoorgrondelijkheid
- on·door·gron·de·lijk·heid
- afleiding van ondoorgrondelijk met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondoorgrondelijkheid | ondoorgrondelijkheden |
verkleinwoord |
de ondoorgrondelijkheid v
- de mate waarin iets niet te begrijpen of te kennen valt
- ▸ Hij keek naar haar lachende ogen, die hem verschrikten door hun ondoorgrondelijkheid, en terwijl hij sprak, besefte hij heel het nutteloze en vergeefse van zijn woorden.[2]
- ▸ Vanwege de ondoorgrondelijkheid van het nieuwe leiderschap is het nog niet zo eenvoudig om in te schatten welke kant het op gaat met het economische beleid.[3]
- iets dat niet te begrijpen of te kennen valt
1. de mate waarin iets niet te begrijpen of te kennen valt
- Het woord ondoorgrondelijkheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron Marten Wiegman“China's keuzes raken hele wereld” (12-11-2012), NOS