• on·di·plo·ma·tiek
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondiplomatiek ondiplomatieker ondiplomatiekst
verbogen ondiplomatieke ondiplomatiekere ondiplomatiekste
partitief ondiplomatieks ondiplomatiekers -

ondiplomatiek

  1. onbeleefd
    • De lompe man maakte allerlei ondiplomatieke opmerkingen naar zijn baas en werd toen op staande voet ontslagen. 
    • De dronken diplomaat maakte ondiplomatieke opmerkingen tegen de politieagent wat een internationale rel veroorzaakte.