• on·der·hout
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhout
verkleinwoord

het onderhouto

  1. alle planten die groeien onder bomen
    • Door het onderhout schoten woest kwetterende merels. [2] 
    • ‘De oude bomen waren zo dichtgegroeid dat ze onvoldoende zonnelicht doorlieten, zodat er onvoldoende onderhout beschikbaar was, wat een ideale biotoop is voor de nachtegaal, de wielewaal, de karekiet, de braamsluiper en andere kleine zangvogels.[3] 
    • Vanaf het ogenblik dat we Puttens suburbia (opgeruimd en netjes) hebben verlaten, lopen we in een bos waar bomen (veel naald-, ook loof-), dor blad, onderhout, grindpaadjes en zelfs afgewaaide takken zo smaakvol zijn gerangschikt dat ik meer dan ooit geloof in het toeval.[4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Wieringa, Tommy
    De heilige Rita 2017 ISBN 9789023458753 pagina 7
  3. de Standaard 16 FEBRUARI 2010 ‘Tot duizend hongerige vogels in mijn tuin'
  4. NRC Joyce Roodnat 15 december 2007 Putten – Ouwendorp