(plantkunde) de struiken die onder de bomen van een bos groeien
▸Uit hun werk bleek dat laagvliegende vlindersoorten een andere vleugelvorm hebben dan soorten die hoog tussen de bomen verblijven. Dit bepaalt de manier waarop ze vliegen. Zo fladderen de morpho-vlinders in de struiklaag van de bossen krachtig en snel met hun vleugels, terwijl de hoogvliegende vlinders sierlijk zweven.[1]