• struik·laag
enkelvoud meervoud
naamwoord struiklaag struiklagen
verkleinwoord

de struiklaagv / m

  1. (plantkunde) de struiken die onder de bomen van een bos groeien
     Uit hun werk bleek dat laagvliegende vlindersoorten een andere vleugelvorm hebben dan soorten die hoog tussen de bomen verblijven. Dit bepaalt de manier waarop ze vliegen. Zo fladderen de morpho-vlinders in de struiklaag van de bossen krachtig en snel met hun vleugels, terwijl de hoogvliegende vlinders sierlijk zweven.[1]
  1.   Weblink bron
    line Kraaijenvanger
    “Vleugels van Amazonevlinders schikken zich naar regenwoud” (9 december 2021), NewScientist