• on·be·weeg·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeweeglijk onbeweeglijker onbeweeglijkst
verbogen onbeweeglijke onbeweeglijkere onbeweeglijkste
partitief onbeweeglijks onbeweeglijkers -

onbeweeglijk

  1. zonder enige beweging
    • Pff, dat is echt een onbeweeglijk ding! 
  2. niet bewogen kunnen worden
    • Dat daar is onbeweeglijk en massief ijzer. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be