omreden
- [A]: Geluid: ómreden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔmredə(n) / (3 lettergrepen)
- [B]: Geluid: omréden (hulp, bestand)
- IPA: / ɔmˈredə(n) / (3 lettergrepen)
- om·re·den
- [A] op te vatten als samenstelling van om bw "rondheen" en reden ww "o.v.t. van 'rijden'"
- [B] samenstelling van om vz "vanwege" en reden zn [1] [2]
vervoeging van |
---|
omrijden |
[A] ómreden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omrijden
- ...dat wij omreden.
- ...dat jullie omreden.
- ...dat zij omreden.
- ...dat wij omreden.
- ▸ Om toch de overkant te bereiken, konden zij gebruik maken van een pontje dat hierop niet was berekend, zodat de meesten via Amsterdam omreden.[3]
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als voorzetsel.
[B] omréden
- (informeel) met als oorzaak, uitleg of rechtvaardiging
- omreden dat
- Het woord omreden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ omreden op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “Verkeersopstopping bij Purmerend” (17 oktober 1952) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Hanneke van BuurenDie Wrake van Ragisel in de Lancelotkompilatie in: De Nieuwe Taalgids., jrg. 62 nr. (1969), Wolters-Noordhoff, Groningen, p. 21
- ↑ Weblink bron “Vader vertelt.” (1974), Erven Thomas Rap, Amsterdam, ISBN 90600509322, p. 60