• om·rij·den
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omrijden
reed om
omgereden
klasse 1 volledig

omrijden

  1. inergatief een langere weg berijden dan gebruikelijk
    • Er moest een flink stuk omgereden worden omdat er iets aan de brug mankeerde. 
  2. ergatief langs een langere weg dan gebruikelijk naar een bepaalde plek gaan
    • Hij was op weg naar zijn werk een stuk omgereden omdat er iets aan de brug mankeerde. 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be