• om·plan·te
vervoeging van
omplanten

omplante

  1. aanvoegende wijs van omplanten
vervoeging van
omplanten

omplante

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van omplanten
    • ... dat men omplante. 


  • om·plan·te
  • Afleiding van het Noorse werkwoord plante met het voorvoegsel om-
Naar frequentie > 50000
vervoeging
onbepaalde wijs omplante
tegenwoordige tijd omplanter
verleden tijd omplantet
omplanta
voltooid
deelwoord
omplantet
omplanta
onvoltooid
deelwoord
omplantende
lijdende vorm omplantes
gebiedende wijs omplant
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

omplante

  1. overgankelijk, (plantkunde) overplanten, verplanten, verpoten
  2. overgankelijk, (plantkunde) verpotten
  3. overgankelijk, (figuurlijk) toepassen