omplante
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·plan·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omplanten |
omplante
- aanvoegende wijs van omplanten
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omplanten |
omplante
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van omplanten
- ... dat men omplante.
Noors
Uitspraak
Woordafbreking
- om·plan·te
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | > 50000 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | omplante |
tegenwoordige tijd | omplanter |
verleden tijd | omplantet omplanta |
voltooid deelwoord |
omplantet omplanta |
onvoltooid deelwoord |
omplantende |
lijdende vorm | omplantes |
gebiedende wijs | omplant |
vervoegingsklasse | Klasse 1 zwak |
opmerking |
Werkwoord
omplante
- overgankelijk, (plantkunde) overplanten, verplanten, verpoten
- overgankelijk, (plantkunde) verpotten
- overgankelijk, (figuurlijk) toepassen