omlegging
- om·leg·ging
- Naamwoord van handeling van omleggen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omlegging | omleggingen |
verkleinwoord |
de omlegging v
- verandering van de loop van een weg of route
- Fietsende Vlamingen ergeren zich aan ontbrekende of erbarmelijke fietspaden. Of aan werkzaamheden die geen veilige omlegging bieden. [2]
- “Maar dan moet Borne wel met een goed verhaal in Brussel komen over de omlegging van het spoorlijn. Dit rapport is de basis voor een goed verhaal”, aldus Janssen. Hij daagt de gemeenteraad uit om zich zich over dit alternatief te buigen. [3]
- (scheikunde) een organische reactie waarbij een koolstofketen van een molecule wordt herschikt tot een structuurisomeer van het oorspronkelijke molecuul
- Het woord omlegging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omlegging" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard VRIJDAG 16 JUNI 2017
- ↑ Tubantia 13-03-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be