ombervissen
- Geluid: ombervissen (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
- om·ber·vis·sen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ombervissen | |
verkleinwoord |
de ombervissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ombervis
- meervoudsvorm als officiële benaming (straalvinnigen) een familie Sciaenidae van baarsachtige vissen. Ze omvat ongeveer 275 soorten in ongeveer 70 geslachten
- [2] baarsvissen, baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [2] riddervissen
- [2] adelaarsvis, blakatere, bobo-ombervis, boe-ombervis, fuscabaardman, geelbek, gestreepte ombervis, gestreepte riddervis, gevlekte ombervis, kleinoogombervis, knorrepos, koningsombervis, kustbaardman, ombervis, puntombervis, Senegalese ombervis, tonkin-ombervis, trommelvis, witte koebi, witte ombervis, zeeraaf
- Het woord 'ombervissen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.