oktoberavond
- ok·to·ber·avond
- samenstelling van oktober zn en avond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oktoberavond | oktoberavonden |
verkleinwoord |
de oktoberavond m
- een avond in de maand oktober
- ▸ Twintigers zijn het, de verdachten van de bestorming in Woerden die vandaag terechtstaan. Jongens die werken als schilder of timmerman. Ze wonen veelal in Montfoort, soms nog thuis. Ze maken zich zorgen over de toestroom van vluchtelingen in Nederland en daarom wilden de verdachten die oktoberavond "demonstreren" bij de asielopvang.[1]
- ▸ Morgenavond staan Nederland en Wit-Rusland voor de tweede keer tegenover elkaar in De Kuip. Drie jaar geleden speelde Oranje op een koude oktoberavond ook al in Rotterdam tegen de Wit-Russen en draaide het op een simpele 4-1 overwinning uit. Wat is er ten opzichte van zo'n 2,5 jaar geleden veranderd aan de basiself?[2]
- januariavond, februariavond, maartavond, aprilavond, meiavond, juniavond, juliavond, augustusavond, septemberavond, novemberavond, decemberavond
- Het woord oktoberavond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Remco Andringa“Verdachten Woerden 'naaiden elkaar op' in app-groep” (Woensdag 27 januari 2016), NOS
- ↑ Weblink bron Michael Kerkhof“Wat is er nog over van het Nederlands elftal dat met 4-1 van Wit-Rusland won?” (20-03-2019), Tubantia