juliavond
- ju·li·avond
- samenstelling van juli zn en avond zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | juliavond | juliavonden |
verkleinwoord |
de juliavond m
- een avond in de maand juli
- ▸ „Het was op een warme juliavond”, schrijft ze, „dat ik met mijn vriend Rashid ergens op een heuvel zat, ongeveer 2 kilometer buiten Bombay. Plots werden we aangevallen door vier mannen die een vlijmscherpe sikkel bij zich hadden.[1]
- januariavond, februariavond, maartavond, aprilavond, meiavond, juniavond, augustusavond, septemberavond, oktoberavond, novemberavond, decemberavond
- Het woord juliavond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ab Jansen“Verkrachting Indiase studente rijt oude wonden open bij vrouwen” (10 januari 2013), Reformatorisch Dagblad