novemberdag

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  novemberdag    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• no·vem·ber·dag

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  november zn  en  dag zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	novemberdag	novemberdagen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de novemberdag m

1. een dag in de maand november wanneer de bomen al zonder bladeren zijn maar het nog geen winter is

   • De meteorologische herfst loopt van 1 september tot 1 december. Als tijdens de laatste novemberdagen de zon dagelijks schijnt, wat de verwachting is, dan komt het aantal zonuren op 420. En dat is genoeg voor een vierde plaats. 
   • Nog nooit kende een novemberdag in Nederland zo'n hoge minimumtemperatuur als zaterdag in Twente en het Limburgse Arcen. Op beide locaties werd het niet kouder dan 14,8 graden, aldus de meteorologische dienst weeronline.nl. 
   • Maar zodra er weer een bui valt, koelt het waarschijnlijk weer af naar zo'n 3 graden. ,,Het is een gure novemberdag. Daardoor is er naast een paraplu ook een dikke winterjas nodig." 

Verwante begrippen

• januaridag, februaridag, maartdag, aprildag, meidag, junidag, julidag, augustusdag, septemberdag, decemberdag

Vertalingen

    1. een dag in de maand november wanneer de bomen al zonder bladeren zijn maar het nog geen winter is   

Engels: day in November (en)

Gangbaarheid

• Het woord novemberdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.