het nomadische leven in Iran
  • no·ma·disch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nomadisch nomadischer
verbogen nomadische nomadischere
partitief nomadisch nomadischers -

nomadisch [1]

  1. niet gebonden aan een vaste plek
    • Met Centaur, dat schitterende beelden van het steppen- en berglandschap bevat, zet Aktan Arym Kubat het pastorale en nomadische verleden van Kirgizië tegenover het moderne heden.[2] 
    • Het moslimmeisje maakte deel uit van een nomadische stam. De politie heeft acht verdachten opgepakt. Onder hen zijn een voormalige regeringsmedewerker en vier politiemensen.[3] 
92 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]