niezen

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- nie·zen
Woordherkomst en -opbouw
- van Middelnederlands niesen, in de betekenis van ‘proesten’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2] [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
niezen |
niesde |
geniesd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
niezen
- inergatief plotselinge, krachtige uitademing om de neus te reinigen van prikkelende stoffen
- Zij niesde aan één stuk door.
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. plotselinge, krachtige uitademing om de neus te reinigen van prikkelende stoffen
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
niezen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord nieze
Gangbaarheid
- Het woord niezen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "niezen" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ niezen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "niezen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be