Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nies·poe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord niespoeder niespoeders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

niespoeder o m

  1. middel dat doet niezen en waaraan geneeskrachtige eigenschappen werden toegeschreven
    • B&B Bakeliet Antwerpen: Ja, hier kan je zeker een romantisch weekend doorbrengen. Uren kan je hier snuisteren in de parafernalia. Je blijft ‘nieuwe’ oude spullen ontdekken. De originele dozen Sunlight-zeep, een babyblauwe transistorradio, een barbierset, een handmatige tondeuse, een doosje snuif- en niespoeder, een pot Ovomaltine, brillantine (vrij te gebruiken naar verluidt) … De meeste dozen en verpakkingen zijn nog gevuld. Al durf ik niet te kijken in het turkooizen blik met Zwan-worstjes. [1] 
    • Op de website van de BBC is onder het kopje 'Renaissance methods of diagnosis and treatment' een indrukwekkende samenvatting van de toegediende medicijnen te vinden. Het niespoeder, het extract van gestampte parels, de veertig druppels waarin fijngemalen mensenschedel was opgelost, het 'tegengif dat extracten van alle planten en dieren van het koninkrijk bevatte', de zalf van duivenpoep waarmee hij de voeten insmeerde: Sir Scarburgh hield het patiëntendossier vier dagen lang gewetensvol bij. Daarna wisselde Charles het tijdelijke voor het eeuwige. De dag voor zijn dood werd hij katholiek. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. de Standaard 26 JULI 2014 Ann-Sofie Dekeyser
  2. Volkskrant CAREL HELDER 15 november 2013,