neerhof
- neer·hof
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neerhof | neerhoven |
verkleinwoord | neerhofje | neerhofjes |
het neerhof o
- een voorgebouw van een feodaal huis zoals een kasteel, borg, havezate of state
- Omstreeks 1730 verplaatste men de ingang van het kasteel naar de middenvleugel aan de zuidkant, tussen de twee middentorens. Een sober hardstenen portaal in Lodewijk XV-stijl vormde met een bovenbouwwerk de omlijsting. De twee poorten van het neerhof en de inrij in de westelijke en oostelijke hoek ten zuiden van het kasteel, werden gebouwd en met een typisch mansart-dak afgedekt4. [3]
1. een voorgebouw van een feodaal huis zoals een kasteel, borg, havezate of state
- Het woord neerhof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neerhof" herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ neerhof op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Michiel de Bruyne Vlaanderen. Jaargang 20 Rumbeke
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be